IN DIE TIJD SLOEG JEZUS
ZIJN OGEN TEN HEMEL (Joh, 17,1)

Negen dagen liggen er tussen Hemelvaart en Pinksteren. Negen dagen waarop de mannen en vrouwen van het eerste uur in gebed bijeen waren om helder te krijgen wat hun te doen stond na Jezus’ terugkeer naar de Vader. We hebben er het gebruik van de “noveen” aan overgehouden. Negen (“Novem” in het Latijn) dagen achter elkaar bidden ter verkrijging van een gunst.

De zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren nodigt uit stil te staan bij ons gebedsleven. We horen Jezus zelf bidden in het evangelie. Bidden is vooreerst altijd iets heel persoonlijks. Ieders relatie met God is immers persoonlijk en uniek. Het klinkt dan ook niet gek als mensen je zeggen: “Ik bid liever alleen op een stille plek. Daar word ik niet afgeleid”.

Het stille gebed is inderdaad een grote krachtbron. Een gebedsvorm met een eigen specifieke waarde. Maar bidden is ook iets van “wij-samen”. Jezus heeft ons gevraagd om bij elkaar te komen en ook samen te bidden. Er is zelfs een bijzondere belofte aan verbonden als we samen bidden: “Waar twee of drie verenigd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden”.

Bidden in de binnenkamer en bidden met de groep sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar aan. Wij staan niet alleen individueel voor God maar altijd ook in verbondenheid met de gemeenschap om ons heen. Als gelovige ben ik een eigen individu maar ook altijd een lid van een groep. Lid van de geloofsgemeenschap, van de kerk. We bidden ‘onze Vader’ en niet ‘mijn Vader’. En wat voor iedere mens geldt, geldt ook voor ons geloofsleven: overleven kun je alleen in de groep en niet in je eentje.

“Heer, leer ons bidden”, vroegen de eerste leerlingen. Ze zagen hoe Jezus bad. Hoe intens Hij bidden kon. Ze zagen hoe goed het Hem deed; hoe anders Hij uit Zijn gebed telkens weer terugkeerde naar het leven van alledag. Dat maakte hen een beetje jaloers. Wij zeggen het hun in deze dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren na: Heer, leer ons te bidden zoals U tot de Vader bidt.

Bidden is danken, vragen, mopperen, vertellen, stil-worden. Bidden is: je de tijd nemen om af te dalen tot daar waar je de taal van het “doen" en “presteren” niet meer kunt horen. Bidden is je relatie onderhouden met God. En we weten hoe het relaties vergaat waarin niet meer met elkaar gesproken wordt: die bloeden dood. Zo is ons gebedsleven een graadmeter voor onze relatie met God.

Ooit waren de dagen tussen Hemelvaart en Pinksteren voor de jonge christengemeente dagen waarop ze de kracht van het gebed intens ervoeren. Samen bidden maakte hen sterk! Het gaf nieuwe zuurstof. Dat het ook ons mag overkomen: dat wij steeds beter leren bidden. Want het is de hartewens van Jezus dat allen die in Hem geloven ook één mogen zijn, Niet identiek, maar één in verscheidenheid.
Een eenheid waar plaats is voor dialoog en waardering voor ieders eigenheid. Een eenheid die niet op woorden berust maar gegrondvest is op de persoon van Jezus. Als ons geloof één is in de verscheidenheid, dan is omdat de Vader en de Zoon één zijn in de éne Geest. Voor deze eenheid bidt Jezus vandaag. Want de eenheid en de liefde zijn sterker dan de dood

(Eugène Dassen)