WANT AAN IEDER DIE HEEFT,
ZAL GEGEVEN WORDEN (Mt. 25,29)

We hebben allemaal al eens ervaren dat talenten verschillend verdeeld zijn. Waar liggen onze talenten? In een kluis misschien? Of zitten ze in onze handen, in onze geest en in ons hart? Hebben we wellicht nog verborgen talenten? Het komt er in het leven op aan onze talenten te gebruiken. En hoewel je talent kunt ontwikkelen, overheerst het besef dat je talent gekregen hebt.

Wij associeren talenten met een bekwaamheid, met een aanleg, met een natuurlijke gave. In Jezus’ tijd was een talent een enorme som geld. De parabel van vandaag spreekt daarover. Een man die voor zaken naar het buitenland moest, deelt talenten uit. De eerste dienaar krijgt vijf talenten. De tweede dienaar krijgt drie talenten en de derde dienaar krijgt één talent.
De eerste twee dienaars verdienen er talenten bij. De derde dienaar groef een gat in de grond en verstopt zijn talent.

Wanneer de man terugkeert en zijn talenten opeist, prijst hij de eerste twee dienaars die hun talenten benut hebben. De derde dienaar zegt dat hij bang was voor de strenge man. Wantrouwen klinkt door in zijn woorden. Daarom heeft hij er niks bijverdiend. Deze dienaar werd voor luie dienaar uitgemaakt en werd weggestuurd.

Op het eerste gehoor valt de parabel over de talenten misschien wat rauw op ons dak. De talenten werden ongelijk verdeeld en vervolgens komt het aan op rendement. Zowel de beloning als de bestraffing is op basis van verdienste. Uiteindelijk komt de minstbedeelde er het slechtste van af. Waarom komt er dan niemand op voor de zwakste? Wat wil deze parabel ons zeggen?

De derde dienaar handelt uit angst. Hij is bang om zijn talent te verliezen, bang om het kwijt te spelen. Bang dus voor de strenge heer die het talent terug zal eisen als hij de eindafrekening wil opmaken. De derde dienaar vergeet de vraag te stellen: “Waar heb ik dat talent vandaan?” De laatste dienaar vergeet dat hem in groot vertrouwen om niets iets kostbaars is toevertrouwd. Hij heeft het niet verdiend, maar gekregen.

U begrijpt het al, de man die de talenten uitdeelt is God en de dienaars dat zijn wij. En wat doen wij met alles dat ons is toebedeeld? Zijn we ons bewust van onze grootste rijkdom? Namelijk dat we door God bemind worden? Deze rijkdom ligt in onze handen. Totdat Hij zal werderkomen. En het is God’s verwachting dat we onze talenten aanwenden zodat we liefde tastbaar maken. Dat we God handen en voeten geven in onze samenleving.

Paus Franciscus heeft dit jaar voor het eerst een Werelddag voor de armen ingesteld. Vandaag is die dag. In zijn boodschap roept hij ons op om de liefde voor de armen te vertalen naar daden. Concreet door spontane hulp te bieden om ons heen. Goed doen en niet omzien. Meevoelen met mensen die verdriet hebben. Blijdschap en levensmoed brengen bij alle mensen die lijden aan het leven. Kortom onze talenten niet begraven maar benutten. Dan is onze toekomst reeds begonnen.

God heeft de dienaar met zijn één talent ook bemind, maar de man was bang voor God. Hij heeft nooit begrepen wat liefde doet, hij is nooit binnengetreden in de liefde van God. Hij is zoals alle mensen die zich hier ingraven in een leven dat enkel gericht is op persoonlijk welzijn. Laten we onze talenten aanwenden om onze medemensen te laten delen in onze materiëele rijkdom. En mogen ze bij ons proeven dat de grootste rijkdom daarin ligt door God bemind te worden.

(Eugène Dassen)