WIE VAN HET WATER DRINKT
DAT IK HEM ZAL GEVEN
KRIJGT IN EEUWIGHEID GEEN DORST MEER (Joh. 4,14)

Nabij Sichem was er een put gegraven voor het vee. De waterput die de naam Jacobsbron krijgt, is een trefpunt van mensen. Want in een woestijnachtig land is water schaars en kostbaar. Wie niet oplet, komt om van de dorst. Als Jezus bij de bron gaat uitrusten, is het er niet druk. Het is op het middaguur en de zon staat hoog aan de hemel. De vrouwen van het dorp waren er bij zonsopgang. Ze komen terug bij zonsondergang. Dan is het niet meer zo warm. Dan praten en lachen ze met elkaar.

Nu is het er stil. Naast Jezus is er een vrouw aanwezig die vanavond niet welkom is. Het is een publieke vrouw. Vijf mannen heeft ze gehad. En de kerel die ze nu heeft is haar man niet eens. Ze behoort niet tot de Joden en komt onverwacht met Jezus in aanraking. De vrouw spreekt over een emmer en een put die diep is. Ze denkt aan dorst, aan water en aan haar verleden met mannen. Dan is er Jezus die om drinken vraagt. Het eerste contact is louter buitenkant.

Gaandeweg het gesprek leren ze elkaar kennen. Jezus bejegent de publieke vrouw met respect. Een man uit Judea gaat in gesprek met een vrouw uit Samaria. Ze gaan niet zwijgend aan elkaar voorbij. Wij kunnen hiervan leren. Er is sprake van een echte ontmoeting, die verder gaat dan een vluchtig ogenblik.
De vrouw spreekt over het drinkwater uit de bron. Dat moet onze lichamelijke dorst lessen.

Maar dan ineens zegt Jezus: “Ik ben het levende Water.” Het gesprek wordt hiermee op een hoger niveau gebracht. Jezus spreekt over het water dat eeuwig leven schenkt. Jezus wil onze dorst lessen en is daarom als Water voor ons. Water staat dan voor datgene wat we nodig hebben om echt als mens te kunnen leven. Liefde, vergeving, sterkte, kracht, geluk en nog veel meer.

Het gesprek bij de waterput heeft de toestand van de vrouw verhelderd. De ontmoeting bij de waterput is geen hoorcollege of een reclame-praatje van Jezus. Het is een kwestie van in contact treden, van naar elkaar luisteren. Haar komst bij de waterput heeft haar doen stilstaan bij zichzelf. En ze vraagt aan Jezus waar wij God kunnen vinden. Het antwoord van Jezus geeft aan dat het vinden van God een kwestie van de gezindheid van ons hart is.

Jezus bij de waterput is het beeld van God die dorst heeft naar mensen. Zo lang wij ons niet laten raken door Zijn dorst zal onze wereld verdorren. Wie zich wel laat raken zal ervaren dat Jezus is als een bron van levend Water. In Jezus borrelt het diepe gedachtengoed van God op. Waar water is, is leven. Als christenen mogen we dat levende Water doorgeven. Aan ieder die het horen wil. Aan de mensen die uitgedroogd of verlept zijn. In het bijzonder aan hen die lijden aan het leven.

Wanneer we onze dorst lessen bij Jezus zal onze samenleving niet verdorren. En voor wie zich aan Jezus laaft ontstaat er een nieuwe wereld. Grenzen die wij mensen trekken worden doorbroken. Vandaag hoorden we over de eerste titel van Jezus: “Bron van levend Water.” Volgende week krijgt Hij de titel “Licht der Wereld.” Over twee weken stelt Johannes Hem voor als “Weg, Waarheid en het Leven.” Deze titels staan in de Paasnacht centraal. Ze willen ons in deze vastentijd helpen om Jezus beter te leren kennen.

(Eugène Dassen)