WIE MIJN VOLGELING WIL ZIJN,
MOET MIJ VOLGEN DOOR ZICHZELF TE VERLOOCHENEN
EN ZIJN KRUIS OP TE NEMEN (Mt. 16,24)

Jezus moet naar Jeruzalem. Jeruzalem: het hol van de leeuw. De stad waarin de farizeeën en de oversten het voor het zeggen hebben. Zij zijn allesbehalve voorstanders van Jezus. Is het de wil van God dat Jezus hier veel lijden zal worden aangedaan?

Vroeg of laat maken wij allemaal situaties mee als waarin Jezus terechtgekomen is. Ouders worden geconfronteerd met de ziekte van een kind. Een man krijgt te horen dat hij ontslag krijgt. Een vrouw ontdekt dat haar man niet meer van haar houdt. De dokter vertelt je dat je een tumor in je hoofd hebt. Je komt voor een situatie te staan die je verdriet doet. Je moet een weg inslaan die je liever niet in zou willen lopen. Een weg waar je het einde niet van ziet. Een weg die een kruisweg wordt.

Op zo’n ogenblik heb je als Petrus de neiging te zeggen: “Dat niet! Dan maar niet naar Jeruzalem. We willen in veilig gebied blijven. Dit mag niet gebeuren. Het moet wel leuk en aardig blijven!” Maar Jezus schudt die bekoring van zich af. “Weg satan”, zegt Hij tot hem die Hij onlangs nog de “sleuteldrager” noemde. Die rots, die kei van een vent aan wie Hij zijn kerk zou willen toevertrouwen. Het schrikt ook Hem af, die weg die Hij te gaan heeft, maar Hij wenst toch een stap te zetten tegen het schijnbaar gezonde verstand in.

Jezus weet dat God niet het lijden wil en de dood. Zijn leven getuigt hiervan. Maar evenzo geldt: niemand ontkomt aan lijden en aan dood. Je kunt er niet voor weg rennen. Er is geen weg omheen, maar wel doorheen! Jezus wenst te leven vanuit de gewaagde hoop, vanuit het vertrouwen, dat God met ons is, zelfs op een kruisweg.

“Petrus, jij laat je leiden door menselijke overwegingen. Jij denkt dat geluk en bestemming alleen te vinden zijn in uiterlijke successen, in prestaties, in bouwen en bezitten, in veroveren en groeien. Open je ogen voor wat God wil: dat je volhardt in een goed-mens-zijn. Ook als dit pijn en moeite kost. Ook als dit investeringen vergt. Ook als je schijnbaar bedrogen uitkomt”. Tot deze levenshouding en tot het vertrouwen dat God ons niet in de steek laat als lijden ons treft, daagt Jezus Petrus ons uit.

Soms kom je deze houding die Jezus aanprijst in eigen omgeving tegen. Als ik een ernstig zieke man hoor zeggen: “Laat ik maar niet zeuren. Ik heb veel mooie jaren gekend. Veel goeds meegemaakt. Waarom zou ik niet moeten meemaken wat alle mensen moeten meemaken?” Als ik een kind hoor zeggen van haar vader: “We hadden die laatste maanden niet willen missen. Vader verloor alle gestrengheid en hij liet zich door ons aanraken en we hadden prachtige gesprekken samen”.

Als ik dit hoor, dan hoor ik mensen zeggen dat God aanwezig is tot in het lijden toe. Zo’n mensen wanhopen niet als lijden toeslaat. Wij mensen klampen ons vast aan gezondheid en aan andere zekerheden. Maar ooit moeten we dat allemaal loslaten. Mogen wij erop vertrouwen dat God ons niet laat vallen. We zijn uitgedaagd niet te wanhopen en te ontdekken dat God vóór ons is, tot in het lijden en in de dood toe.


(Eugène Dassen)